De geschiedenis van de Jacobastraatjes.
Toen in 1882 werd begonnen met de bouw van de Jacobastraatjes was er buiten de Singel die rondom Den Haag liep nog nauwelijks gebouwd. Aan de buitenrand van de gracht stond een zoutziederij (daar is de huidige Zoutkeetsingel naar vernoemd) en nog wat kleine industrie; verder was dit stuk van Den Haag een drassige polder – de Zusterpolder – met twee molens en een eendenkooi.
De Jacobastraatjes waren dus een vroeg stukje stadsuitbreiding in Den Haag (de naam van de straatjes is daar een bewijs van: de straatjes zijn vernoemd naar de overleden vrouw van de bouwer van deze straatjes, Reijer van der Vlugt. Hij kocht een stukje grond, bouwde daar straatjes en huisjes, en mocht dus zelf kiezen hoe de straatjes zouden heten. Pas vanaf 1889, toen de stadsuitbreiding echt op gang kwam, nam het gemeentebestuur deze taak op zich).
Van der Vlugt zag de Jacobastraatjes enerzijds als een investering; anderzijds had hij een sociaal doel voor ogen. Hij wilde betaalbare arbeidshuisjes bouwen voor de groeiende groep arbeiders in Den Haag; zij woonden in vieze hofjes in de binnenstad en konden nu een écht huisje krijgen net buiten de stad. Bovendien was het idee dat de bewoners door het betalen van de wekelijkse huur langzamerhand het huisje in eigendom zouden krijgen. Dat was in die tijd een vooruitstrevend idee. Daarvoor werd een coöperatie opgericht, de Vooruit, die het beheer van de huisjes voor zijn rekening zou nemen.
Het idee was mooi en vooruitstrevend, maar in de uitvoering ging het één en ander mis. Het kwam erop neer dat de huren te laag waren om tegenvallers op te kunnen vangen. Kortom: de Vooruit ging al snel failliet. Gelukkig bleven alle huisjes wel in gezamenlijk eigendom van Reijer van der Vlugt en veranderde er in het dagelijkse leven niet veel: mensen woonden met plezier in de Jacobastraatjes. Ze kwamen echter niet meer in particuliere handen. Zo bleef het lange tijd, tot ver in de 20e eeuw.
Al die tijd was er in de Jacobastraatjes ook veel kleine nijverheid gevestigd. Zo waren er ambachtslieden (bijvoorbeeld een houtdraaier en een koperslager - Zoppi - die er nog steeds zit) en waterstokerijen die de buurt voorzagen van warm water. Op het terrein achter de Jacobastraatjes, waar nu het Jacobahof gevestigd is, was een industrieterrein waar allerlei bedrijven waren gevestigd (een liftenfabriek, een beddenspecialist, een trappenbouwer, een steenkoolverkoper, en uiteindelijk een saladefabriek).
Vanaf de jaren ’70 en ’80 werden er regelmatig huizen uit de Jacobastraten verkocht. Zo kwam het eigenaarschap in handen van verschillende partijen, waaronder particulieren, woningbouwverenigingen en enkele commerciële verhuurders. Er werd wat minder goed voor de huisjes gezorgd en de buurt verloederde een beetje.
Vanaf 1985 werd de Schilderswijk-West grootscheeps vernieuwd. Veel van de omliggende straten werden platgegooid. Ook voor de Jacobstraatjes was dat lange tijd een optie. Uiteindelijk is er om verschillende redenen (waaronder veel verzet uit de buurt) gekozen voor een renovatie. In de jaren 1992-1994 zijn de huizen in de straatjes allemaal grondig aangepakt. In deze jaren kwam ook het Jacobahof van de grond.
Uiteindelijk zijn de Jacobastraatjes één van de oudste stukjes van de Schilderswijk die nu nog bestaan. De bewoners doen dan ook allemaal hun best om de charme van de straatjes te behouden.